Dada’s veldtocht trok begin 1923 door het land, te beginnen op 10 januari in Den Haag, vervolgens werden diverse steden aangedaan waaronder Tilburg op 27 januari 1923. De Dada-voorstellingen werden Soirees Intime genoemd en hadden een zeer ontregelend karakter.
Optredens werden verzorgd door Theo van Doesburg, Nelly van Moorsel, Huszár en Kurt Schwitters, per Soiree in wisselende bezetting.
Tilburger Antony Kok had intensief contact met Theo van Doesburg en Nelly van Moorsel, zowel schriftelijk als via wederzijdse bezoeken. De Soiree in Tilburg vond plaats in de bioscoop Besterds Belang, Koestraat 73 en bracht Antony Kok in persoonlijk contact met Kurt Schwitters: een Duits kunstschilder, typograaf, publicist en dichter, die wereldberoemd werd met zijn collages, zijn klankgedichten en als bedenker van het tijdschrift Merz. De kennismaking op 27 januari 1923 gaf Antony Kok inspiratie om snel daarna 2 nieuwe dada-klankverzen te maken.
In de publicatie ‘De Stijl overal absolute leiding’, De briefwisseling tussen Theo van Doesburg en Antony Kok (bezorgd door Alied Ottevanger) geven voetnoten de volgende informatie:
Over de avond die op 27 januari in de Tilburgse bioscoop Besterds Belang werd gegeven (vriendelijke mededeling van Jef van Kempen) is vooralsnog geen enkele recensie in een plaatselijke of regionale krant aangetroffen. Waarschijnlijk heeft Kok die avond geregeld en is die in kleine, wellicht semibesloten kring gehouden. Er was in ieder geval maar een heel krap budget beschikbaar waardoor alleen Schwitters en Nelly als uitvoerend artiest konden worden betaald, zie Blotkamp (1969)” (blz 419, voetnoot 2)
Antony Kok en Kurt Schwitters hebben rondom deze Tilburgse Dada-soiree persoonlijk kennis met elkaar gemaakt. De al genoemde publicatie ‘De Stijl overal absolute leiding’ geeft via voetnoten informatie over de inspirerende wisselwerking die tussen Antony Kok en Kurt Schwitters is ontstaan :
Na Schwitters optreden op donderdag 25 januari 1923 in Den Bosch was namelijk op zaterdag 27 januari ook een dada-avond in Tilburg georganiseerd, waarbij Kok ongetwijfeld was betrokken. Schwitters trad daar (weer) op samen met Nelly en bij die gelegenheid moet Kok zeker present zijn geweest. Schwitters en Nelly kunnen na die avond ook heel goed bij Kok hebben gelogeerd **……..Hoe en waar Schwitters en Kok elkaar ook voor het eerst hebben ontmoet: in Den Bosch of Tilburg, duidelijk is dat ze vrijwel onmiddellijk sympathie voor elkaar hebben opgevat en elkaar inspireerden. Zo moet Schwitters mededeling dat hij op 14 februari een dada-avond wilde houden in de Leidsche Schouwburg Kok op 11 februari 1923 hebben geïnspireerd tot het maken van zijn dada-vers “Jagadada’. Koks andere dadagedicht ’Vlahaisvatka, poème dada’ droeg hij aan Schwitters op. Deze twee verzen zijn pas postuum gepubliceerd……..
Schwitters publiceerde wél een vers van Kok, dat tot klankgedicht was gereviseerd, in het eerste nummer van Merz., zie diens ‘Stilte + stem (vers in w)”, in Merz nr.1 (1923), p.4…….Nadien droeg Schwitters aan Kok de publicatie Die Scheuche, Ein Märchen (= De Vogel-verschrikker. Een sprookje) op, dat Schwitters in de eerste maanden van 1925 samen met Käte Steinitz en van Doesburg verzorgde. Achterop liet Schwitters de tekst afdrukken: ‘Dieses Buch ist Antony Kok in Tilburg gewidmet’” (blz. 420, voetnoot 2 ——–** Enschotsestraat 13b Tilburg)
Bron: www.antonykok.nl/poezie
De al genoemde publicatie ‘De Stijl overal absolute leiding’ geeft via voetnoten informatie over de wijze waarop het vers van Antony Kok in Merz 1 werd gepubliceerd:
Van Doesburg had het vers ‘Stilte + stem (vers in w)’ van Kok anderhalf jaar eerder gepubliceerd in De Stijl IV nr.10 (1921) …..Schwitters nam dit vers van Kok geheel conform de publicatie in De Stijl over in Merz nr.1 (1923). Om Koks vers heen, dat Schwitters dwars en midden op de pagina zette, heeft Schwitters zijn eigen, Duitse verslag geschreven van de dadatournee in Nederland, onder het kopje ‘Dada Complet’, dat ondersteboven is afgedrukt. Schwitters heeft zich hierbij zowel wat de toon als de woordkeuze betreft laten leiden door het gedicht van Kok. Op het omslag van Merz werd Koks vers geafficheerd als “Kok: Gedicht’. (blz. 423, voetnoot 3)